KLANK -EN BEELD-VERHALEN

Verhalen worden nooit alleen maar met woorden verteld.

Zij worden ook altijd verteld met klank, beeld en beweging die uiteindelijk veel meer op de mens zullen inwerken.

Vanuit werkelijke liefde ontstaan de allermooiste en tevens meest belangrijke verhalen en zal men dus anders dan met woorden die verhalen altijd door blijven geven.

Dit gebeurt dus al sinds het bestaan van de mensheid van generatie op generatie.

En dit zien we vooral in heel veel misschien wel erg arm lijkende, maar waar dit gelukkig nog steeds geld als allergrootste noodzaak die werkelijk moet om zo het werkelijke levensvuur te kunnen blijven doorgegeven.
En we kunnen dit vaak genoeg gewoon op straat aantreffen als de enige manier van jezelf aan de ander te kunnen laten zien, laten horen of zelfs laten ruiken.

Zo kan men dus kinderen op een positieve manier zeker gaan beïnvloeden en aantrekken in plaats van het afstoten van elkaar.


Zie op de link hier onderaan


Laat dus liever nooit de prachtige en zeer waardevolle Bijbelverhalen verloren gaan, hoe beperkt mensen tegenwoordig ook hun opvoeding genoten met persoonlijke onzinverhalen die zelfs als de allerbelangrijkste werden beschouwd.
Ik noem hier voor Nederland bijvoorbeeld het zogenaamde kinderfeestje “SINTERKLAAS” waarbij een zeer gestoorde, maar dus wel zeer handige Amsterdamse slimme zakenman, een man die als zogenaamd kindervriend het beroep van onderwijzer was gaan uitoefenen. 

 

Dus in die tijd van slavernij kwam hij doodleuk met het onzinverhaaltje van een witte  man  die met zwarte slaven uit het land Spanje.

Met nog  een  echte stoomboot  kwam dus een zogenaamd goedheilig man van Spanje naar Nederland varen met aan boord  allemaal  pikzwarte slaven.

De werkelijke slaven konden op het tijdstip van  ontstaan  van dat onzinverhaaltje, zeker  opgevat worden als  de Filppijnen.  Het was immers  in dezelfde tijd waarop de Filippijnse kunstenaar Jose Rizal, regelmatig in Europa te gast is geweest.

In landen als  Engeland, Belgie en Duitsland en Frankrijk , werd deze Filippijn Jose Rizal zeker als een heel bijzonder mens te gast binnen gehaald. Maar over een verblijf of over zijn gedachte over Nederland met die rare heilige bisschop die uit Spanje gekomen zou zijn,  heb ik helaas nog steeds helemaal niets vernomen. 

Jose Rizal leefde van: 19 juni 1861 –30 december 1896

Jan Schenkman (Amsterdam, 1 oktober 1806 – aldaar, 4 mei 1863) was een Nederlandse onderwijzer, dichter, auteur van kinderboeken en humorist.

 

Dat deze knechten allemaal zo zwart als roet moesten worden gemaakt, had waarschijnlijk als reden dat  Nederland langere tijd een grote jaloezie  hadden gekend  naar  Spanjaarden en Portugesen.  Spanje had bijvoorbeeld een zeer winsttgevende handel  ontdekt  in Afrika. Dit bleek de slavenhandel te zijn. Slaven werden gekocht in Afrika en weer verkocht aan bijvoorbeeld Amerika of eigen veroverde kolonies. En op de terug tocht konden ze dan de koloniale producten naar Nederland vervoelden.

Spanje was dus helamaal  niet zo'n vredelievend land met Nederland. Zij hadden immers toch zelfs nog de oude Nederlandse koning  WIillem van Oranje vermoord? In Nederland leerde ik dus op school over een zekere Piet Hein die de Zilverenvloot die nederland van Spanje had buit gemaakt. Over die  gebeurtenis leert tot op de dag van vandaag heel Nederland nog steeds wel een overwinnaarsliedje van "PIET HEIN, PIET HEIN, PIET HEIN ZIJN NAAM VAN KLEIN...." MAAR HIJ HAD DUS GEWONNEN DE ZILVEREN VLOOT

Maar wat we als kind nooit te horen kregen was van wat er met die zeer grote buit, die werkelijk omgerekend als tegenwoordig vele miljarden aan Euro’s betekende, is gebeurd. En waar het geld daadwerkelijkheid aan uit is gegeven. Het kleine Nederland is in staat gebleken terug te gaan vechten tegen de Spanjaarden, maar niet in Spanje, maar in Afrika. En ja, ze behaalden werkelijk een overwinning en konden een ware slavennederzetting in Afrika openen. En werd vervolgens de basis voor de Gouden Eeuw die we in de Nederlandse geschiedenisboekjes zullen aantreffen. En ja, natuurlijk ook wel iets over die VOC-schepen werd er verteld, maar dan echt het hoognodige, Nederland moest maar niet gaan ontdekken waar die Gouden Eeuw in werkelijkheid vandaan was gekomen. Zo is Nederland dus feitelijk een geestelijk onderontwikkeld land gebleven en waarbij men graag wilden geloven dat ze alles prima hadden gedaan. Maar wie het werkelijke verhaal van Jan Klaassen en Katrijn zal vernemen, kan ook al op een geheel ander spoor worden gezet. De gevolgen van die onderontwikkelde Nederlanders is gigantisch gebleven en ook daar kan ik van getuigen. Mijn ouders hebben beiden de tweede wereld overleefd en zijn in die oorlog keihard achter de “waarheidsgetrouwe verhalen” van hun eigen ouders, dus mijn opa’s en oma’s gekomen. Dat hun geloof in de Vader God, Heer Jezus Christus en de Heilige Geest, volkomen in drijfzand terecht was gekomen. En daarom moeten er dus nog steeds gratis Bijbels weggegeven worden in al die zogenaamde rijke landen in Europa. Ik was een jaar geleden met stomheid geslagen toen ik een Nederlander in de Filippijnen ook zo’n studiebijbel wilde geven. Studiebijbels die we hier in Europa allemaal als cadeautjes weggegeven worden, moeten in de Filippijnen voor de normale gangbare prijs gekocht worden. Mijn mond viel wijd open van verbazing. Hoe was dit mogelijk? Maar dit is een vaststaand feit dat niemand kan ontkennen.
De grote noodzaak om die oorspronkelijke Bijbelverhalen bij ieder mens te verspreiden is zeker in Nederland aan de gang. Het was dus eigenlijk helemaal niet zo’n gek idee van de filosoof Albert Camus in het laatste boek dat hij zelf helaas niet meer uit had kunnen geven, maar hoogstwaarschijnlijk niet zonder reden echt vermoord is geweest. Zijn dochter had jaren later na de dood van haar vader het manuscript dat in zijn auto was gevonden, toch maar uit laten geven. In dit laatste boek, dat dus nooit meer door Camus zelf is uitgegeven werd dus geopperd om de geroofde schatten door de rijkere landen, toch maar gewoon weer eens terug te gaan geven. Wat ik zie is dat arm bewust door rijk arm wordt gehouden. Ik maak me hier kwaad om en denk dat de meeste Nederlanders hier niet de grote ernst van in zien.

Hans de Groot - Rijswijk (ZH) 5augustus 2021

 

https://storybook.jouwweb.nl/verhalen/wat-is-een-verhaal/voorbeeldverhalen/klank-verhalen-op-straat

 

SOUND AND PICTURE STORIES

Stories are never told with words alone.

They are also always told with sound, image and movement, which will ultimately affect people much more.

The most beautiful and also most important stories arise from true love and people will therefore always continue to pass on those stories, other than with words.

So this has been happening from generation to generation since the existence of mankind.

And we see this especially in many who may seem very poor, but where fortunately this still counts as the greatest necessity that really must in order to be able to continue to pass on the real fire of life.

And often enough we can just find this on the street as the only way to show yourself to the other person, let them hear or even smell them. In this way one can certainly influence and attract children in a positive way instead of repelling each other.

see the link here at the bottom


So never let the beautiful and very valuable Bible stories go to waste, no matter how limited people's education today is with personal nonsense stories that were considered even the most important.

 

For example, I mention here for the Netherlands the so-called children's party "SINTERKLAAS" in which a very disturbed, but therefore very handy Amsterdam smart businessman, a man who, as a so-called children's friend, had taken up the profession of teacher.

 

So in that time of slavery he casually came up with the nonsense story of a white man who lived with black slaves from the country Spain.

So with a real steamer a so-called saintly man sailed from Spain to the Netherlands with all pitch black slaves on board.

The real slaves could certainly be understood as the Philippines at the time of the creation of that nonsense story. To explain better, you have to know that it was all happen in the same time that the Philippine artist Jose Rizal regularly visited Europe.

In countries such as England, Belgium and Germany and France, this Filipino Jose Rizal was certainly welcomed as a very special person. But unfortunately I still haven't heard anything about a stay or his thoughts of the Netherlands where that strange "holy bishop" who would have came from Spain.

 

The fact that these servants had to be made as black as soot probably had come into existence because the Netherlands has always been jealous  of the Spaniards who had not only besieged the Netherlands, but whom I once again, like Portugal, in Africa flourishing trade of the “slave trade”.

 

So in the Netherlands I learned at school about a certain Piet Hein who had captured the Silver Fleet. But what we never got to hear as children was what happened to that very large loot, which actually amounts to many billions in Euros today. And what the money was actually spent on. The small Netherlands has been able to fight back against the Spaniards, but not in Spain, but in Africa. And yes, they really did win and could open a veritable slave settlement in Africa. And subsequently became the basis for the Golden Age that we will find in the Dutch history books. And yes, of course something was also told about those VOC ships, but then really the essentials, the Netherlands should not discover where the Golden Age had actually come from. Thus, the Netherlands has actually remained a spiritually underdeveloped country and where people wanted to believe that they had done everything just fine. But those who will learn the real story of Jan Klaassen and Katrijn can also be put on a completely different track. The consequences of the underdeveloped Dutch have remained enormous and I can testify to that. My parents have both survived the second world and in that war they learned the "truthful stories" of their own parents, so my grandfathers and grandmothers. That their faith in the Father God, Lord Jesus Christ, and the Holy Spirit had completely sunk into quicksand. And that is why there are still free Bibles to be given away in all those so-called rich countries in Europe. A year ago I was stunned when I wanted to give a Dutchman in the Philippines such a study Bible. Study Bibles that we are all given as gifts here in Europe must be bought in the Philippines for the normal going price. My mouth dropped wide in surprise. How was this possible? But this is an established fact that no one can deny.
The great need to spread those original Bible stories to every person is certainly going on in the Netherlands. So it was actually not such a bad idea from the philosopher Albert Camus in the last book that he unfortunately could not publish himself, but most probably not really was murdered without reason. Years later, after her father's death, his daughter had the manuscript found in his car published. In this last book, which was therefore never published by Camus himself, it was suggested that the treasures stolen by the richer countries should simply be returned. What I see is that the poor are deliberately kept poor by the rich. I am angry about this and think that most Dutch people do not see the great seriousness of this.

Hans de Groot - Rijswijk (ZH) 5 August 2021

 

https://storybook.jouwweb.nl/verhalen/wat-is-een-verhaal/voorbeeldverhalen/klank-verhalen-op-straat 

José Rizal

Ik ben bezig met een belangrijk beeldverhaal van Jose Rizal,  wetenschapper, kunstenaar, dokter etc. etc., maar een naam die in Nederland vrijwel niet gekend wordt, maar die zeker onder de aandacht mag komen om datgene dat hij in heel Europa gedaan heeft. Hij was bijvoorbeeld van invloed op de Beckett familie en dus ook niet onwaarschijnlijk van invloed op het verhaal van de zeer bijzondere  Europese Samuel Beckett, die hoogst waarschijnlijk iets was opgemerkt van iemand van zijn familie die zo graag Jose Rizal  die naar Parijs wilde gaan,  achterna wilde reizen.  (Zijn tante vond uiteindelijk niet haar prins op het witte paard en liep een blauwtje. (Dus voor de hele familie Backett een groot vraagteken) En hoogst waarschijnlijk om deze reden wilde Samuel Backett  ook graag naar Parijs  gaan om een zeer belangrijk onderzoek te willen gaan doen. Een onderzoek in armoede,  hoop en  werkelijke liefde. Na een jaar lang tussen de clochards geleefd te hebben schrijft hij dan een boek dat hem in 1x wereld beroemd heeft kunnen maken. Voor mij i s het geen toeval meer in ieder geval. Nee, hij noemde het niet:  Wachten op GOD en maakte en maakte er maar van Wachten op GODOT


Van Wikipedia, de gratis encyclopedie
"Laong Laan" richt hier opnieuw. Voor het treinstation, zie treinstation Laong Laan .
In deze Spaanse naam is de eerste of vaderlijke achternaam Mercado en de tweede of moederlijke familienaam is Realonda.
Geboren: José Protasio Rizal Mercado en Alonso Realonda
19 juni 1861
Calamba, Laguna, Spaans rijk
Overleden: 30 december 1896 (35 jaar)
Bagumbayan, Manilla, Spaans rijk
Doodsoorzaak: executie door vuurpeloton
Monumenten: Luneta Park, Manilla,
Calamba, Laguna,
Daet, Camarines Norte,
Carson, Californië
Andere namen: Pepe, Jose (bijnamen)
Alma mater: Ateneo Municipal de Manilla (BA)
Universidad Central de Madrid (MD)
Universiteit van Santo Tomás
Organisatie: La Solidaridad, La Liga Filipina
Echtgenoot(en) Josephine Bracken (m. 1896)
Ouders: Francisco Rizal Mercado (vader)
Teodora Alonso Realonda (moeder)
Verwanten Saturnina Hidalgo (zus)
Paciano Rizal (broer)
Trinidad Rizal (zus)
José Protasio Rizal Mercado en Alonso Realonda
(Spaanse uitspraak: [xoˈse riˈsal];
19 juni 1861 – 30 december 1896
Hij was een Filippijnse nationalist en geleerde tijdens het einde van de Spaanse koloniale periode van de Filippijnen.
Hij wordt beschouwd als de nationale held (pambansang bayani) van de Filippijnen, hoewel niet officieel.
Rizal, een oogarts van beroep, werd schrijver en een belangrijk lid van de Filippijnse propagandabeweging, die pleitte voor politieke hervormingen voor de kolonie onder Spanje. Hij werd geëxecuteerd door de Spaanse koloniale regering voor de misdaad van rebellie nadat de Filippijnse revolutie, mede geïnspireerd door zijn geschriften, uitbrak. Hoewel hij niet actief betrokken was bij de planning of uitvoering ervan, keurde hij uiteindelijk de doelstellingen goed die uiteindelijk leidden tot de Filippijnse onafhankelijkheid.
Hij wordt algemeen beschouwd als een van de grootste helden van de Filippijnen en is aanbevolen om zo te worden geëerd door een officieel samengesteld Nationaal Heldencomité. Er is echter geen wet, uitvoerend bevel of proclamatie uitgevaardigd of officieel uitgevaardigd waarin een Filippijnse historische figuur als een nationale held wordt uitgeroepen.
Hij was de auteur van de romans Noli Me Tángere en El filibusterismo, en een aantal gedichten en essays.
Geboren: José Protasio Rizal Mercado en Alonso Realonda
19 juni 1861, Calamba, Laguna, Spaanse rijk
Overleden: 30 december 1896 (35 jaar)
Bagumbayan, Manilla, Spaans rijk
Doodsoorzaak: executie door vuurpeloton
Monumenten: Luneta Park, Manilla, Calamba, Laguna,
Daet, Camarines Norte, Carson, Californië
Andere namen: Pepe, Jose (bijnamen)
Alma mater: Ateneo Municipal de Manilla (BA)
Universidad Central de Madrid (MD)
Universiteit van Santo Tomás
Organisatie: La Solidaridad, La Liga Filipina
Echtgenoot(en) Josephine Bracken (m. 1896)
Ouders: Francisco Rizal Mercado (vader)
Teodora Alonso Realonda (moeder)
Verwanten Saturnina Hidalgo (zus)
Paciano Rizal (broer)
Trinidad Rizal (zus)
Vroege leven
Doopregister van José Rizal:
Francisco Rizal Mercado (1818-1898)
José Rizal werd in 1861 geboren als zoon van Francisco Rizal Mercado y Alejandro en Teodora Alonso Realonda y Quintos in de stad Calamba in de provincie Laguna.
Hij had negen zussen en één broer.
Zijn ouders waren pachters van een hacienda en een bijbehorende rijstboerderij van de Dominicanen.
Beide families hadden in 1849 de extra achternamen Rizal en Realonda aangenomen, nadat gouverneur-generaal Narciso Clavería y Zaldúa de goedkeuring van Spaanse achternamen onder de Filippino's had verordend voor volkstellingsdoeleinden (hoewel ze al Spaanse namen hadden).
Zoals veel families in de Filippijnen waren de Rizals van gemengde mestizo-oorsprong.
De patrilineaire afstamming van José kan worden teruggevoerd naar Fujian in China via de voorouder van zijn vader Lam-Co, een Chinese koopman uit Hokkien die aan het einde van de 17e eeuw naar de Filippijnen emigreerde.
Lam-Co reisde naar Manilla vanuit Xiamen, China, mogelijk om de hongersnood of pest in zijn thuisdistrict te vermijden, en waarschijnlijker om te ontsnappen aan de Manchu-invasie tijdens de overgang van Ming naar Qing.
Uiteindelijk besloot hij als boer op de eilanden te blijven. In 1697 bekeerde hij zich tot het katholicisme, veranderde zijn naam in Domingo Mercado en trouwde met de dochter van de Chinese vriend Augustin Chin-co, om te ontsnappen aan de bittere anti-Chinese vooroordelen die op de Filippijnen bestonden.
Aan de kant van zijn moeder omvatte Rizal's afkomst Chinees, Japans en Tagalog bloed.
De afstamming van zijn moeder kan worden herleid tot de welvarende Florentijnse familie van Chinese mestizo-families uit Baliuag, Bulacan. Hij had ook Spaanse afkomst.
Regina Ochoa, een grootmoeder van zijn moeder, Teodora, had Spaans, Chinees en Tagalogs bloed gemengd. Zijn grootvader was een half Spanjaard ingenieur genaamd Lorenzo Alberto Alonzo.
Van jongs af aan toonde José een vroegrijp intellect.
Op 3-jarige leeftijd leerde hij het alfabet van zijn moeder en op 5-jarige leeftijd kon hij lezen en schrijven.
Toen hij zich inschreef bij de Ateneo Municipal de Manila, liet hij de laatste drie namen waaruit zijn volledige naam bestond, vallen op advies van zijn broer, Paciano en de familie Mercado, waardoor zijn naam "José Protasio Rizal" werd.
Hiervan heeft hij later schreef: "Mijn familie schonk nooit veel aandacht [aan onze tweede achternaam Rizal], maar nu moest ik het gebruiken, waardoor ik eruitzag als een onwettig kind!" Dit was om hem in staat te stellen vrij te reizen en hem los te koppelen van zijn broer, die bekendheid had gekregen door zijn eerdere banden met de Filippijnse priesters Mariano Gomez, Jose Burgos en Jacinto Zamora (in de volksmond bekend als Gomburza) die waren beschuldigd en geëxecuteerd wegens verraad. Rizal's huis in Calamba, Laguna
Ondanks de naamsverandering onderscheidde José zich al snel als "Rizal" in wedstrijden voor het schrijven van poëzie, maakte indruk op zijn professoren met zijn vaardigheid met Castiliaans en andere vreemde talen, en later in het schrijven van essays die kritisch waren over de Spaanse historische verslagen van de pre -koloniale Filippijnse samenlevingen.
Inderdaad, in 1891, het jaar waarin hij zijn El filibusterismo beëindigde, was deze tweede achternaam zo bekend geworden dat, zoals hij aan een andere vriend schrijft: "Mijn hele familie draagt nu de naam Rizal in plaats van Mercado omdat de naam Rizal vervolging betekent! Goed! ! Ook ik wil me bij hen aansluiten en deze familienaam waardig zijn..."
Opleiding: Rizal, 11 jaar, student aan de Ateneo Municipal de Manila.
Rizal studeerde eerst bij Justiniano Aquino Cruz in Biñan, Laguna, voordat hij naar Manilla werd gestuurd.
Op verzoek van zijn vader deed hij toelatingsexamen in Colegio de San Juan de Letran, maar hij schreef zich vervolgens in aan de Ateneo Municipal de Manila en studeerde af als een van de negen studenten in zijn klas die sobresaliente of uitmuntend werd verklaard.
Hij vervolgde zijn opleiding aan de Ateneo Municipal de Manila om een landmeter- en taxateursgraad te behalen, en tegelijkertijd aan de Universiteit van Santo Tomas, waar hij een voorbereidende cursus rechten volgde en afsloot met een uitmuntend of uitstekend.
Hij voltooide de cursus Filosofie als pre-wet.
Toen hij hoorde dat zijn moeder blind werd, besloot hij over te stappen naar geneeskunde aan de medische school van Santo Tomas, die zich later specialiseerde in oogheelkunde.
Hij ontving zijn vierjarige praktische opleiding in de geneeskunde aan het Ospital de San Juan de Dios in Intramuros. In zijn laatste jaar op de medische school ontving hij een teken van sobresaliente in cursussen Patologia Medica (Medische Pathologie), Patología Quirúrgica (Chirurgische Pathologie) en Obstretics.
Rizal, bekend als een intelligente student, had wat moeite met sommige vakken op de medische school, zoals Física (natuurkunde) en Patología General (algemene pathologie).
Een van de oorzaken is te wijten aan de duidelijke discriminatie van de professor aan Filippijnse studenten.
Rizal als student aan de Universiteit van Santo Tomas
Zonder medeweten en toestemming van zijn ouders, maar in het geheim gesteund door zijn broer Paciano, reisde hij in mei 1882 alleen naar Madrid en studeerde medicijnen aan de Universidad Central de Madrid, waar hij het diploma behaalde, licentiaat in de geneeskunde.
Hij volgde ook medische lezingen aan de Universiteit van Parijs en de Universiteit van Heidelberg.
In Berlijn werd hij ingewijd als lid van de Berlijnse Etnologische Vereniging en de Berlijnse Antropologische Vereniging onder het beschermheerschap van de beroemde patholoog Rudolf Virchow.
Naar gewoonte hield hij in april 1887 een toespraak in het Duits voor de Antropologische Vereniging over de spelling en structuur van de Tagalog-taal.
Hij liet Heidelberg een gedicht na, "A las flores del Heidelberg", dat zowel een evocatie als een gebed was voor het welzijn van zijn geboorteland en de eenwording van gemeenschappelijke waarden tussen Oost en West.
In Heidelberg voltooide de 25-jarige Rizal in 1887 zijn oogspecialisatie onder de beroemde professor Otto Becker.
Daar gebruikte hij de nieuw uitgevonden oftalmoscoop (uitgevonden door Hermann von Helmholtz) om later het oog van zijn eigen moeder te opereren.
Vanuit Heidelberg schreef Rizal zijn ouders: "Ik breng de helft van de dag door met de studie van Duits en de andere helft met oogziekten.
Twee keer per week ga ik naar de bierbrauerie, of bierhal, om Duits te spreken met mijn studentenvrienden."
Hij woonde in een pension in de Karlstraße en verhuisde toen naar Ludwigsplatz.
Daar ontmoette hij dominee Karl Ullmer en verbleef bij hen in Wilhelmsfeld, waar hij schreef de laatste paar hoofdstukken van Noli Me Tángere.
Rizal was een veelzijdig geleerde, bedreven in zowel wetenschap als kunst.
Hij schilderde, schetste en maakte sculpturen en houtsnijwerk.
Hij was een productief dichter, essayist en romanschrijver wiens beroemdste werken zijn twee romans waren, Noli Me Tángere en het vervolg, El filibusterismo.
Deze sociale commentaren tijdens de Spaanse kolonisatie van het land vormden de kern van de literatuur die zowel vreedzame reformisten als gewapende revolutionairen inspireerde.
Rizal was ook een polyglot, vertrouwd in tweeëntwintig talen. Rizal's veelzijdigheid werd door zijn Duitse vriend, dr. Adolf Bernhard Meyer, beschreven als 'verbijsterend'.
Gedocumenteerde studies tonen aan dat hij een veelzijdig geleerde is met het vermogen om verschillende vaardigheden en onderwerpen onder de knie te krijgen.
Hij was oogarts, beeldhouwer, schilder, pedagoog, boer, historicus, toneelschrijver en journalist. Naast poëzie en creatief schrijven, ploeterde hij, met wisselende mate van expertise, in architectuur, cartografie, economie, etnologie, antropologie, sociologie, dramatiek, vechtsporten, schermen en pistoolschieten.
Hij was ook een vrijmetselaar, trad toe tot Acacia Lodge No. 9 tijdens zijn tijd in Spanje en werd een Master Mason in 1884.
Persoonlijk leven, relaties en ondernemingen
Rednaxela Terrace, waar Rizal woonde tijdens zijn zelfopgelegde ballingschap in Hong Kong
(foto genomen in 2011)
Het leven van José Rizal is een van de meest gedocumenteerde 19e-eeuwse Filippino's vanwege de enorme en uitgebreide gegevens die door en over hem zijn geschreven.
Bijna alles in zijn korte leven is ergens vastgelegd, omdat hij zelf een regelmatige dagboekschrijver en een productieve briefschrijver is, en veel van het materiaal is bewaard gebleven. Zijn biografen hadden echter moeite met het vertalen van zijn geschriften vanwege Rizals gewoonte om van de ene taal naar de andere over te schakelen.
Ze putten grotendeels uit zijn reisdagboeken met hun inzichten over een jonge Aziaat die het Westen voor het eerst ontmoette.
Ze omvatten zijn latere reizen, naar huis en weer terug naar Europa door Japan en de Verenigde Staten, en ten slotte door zijn zelfopgelegde ballingschap in Hong Kong. Kort nadat hij was afgestudeerd aan de Ateneo Municipal de Manila (nu Ateneo de Manila University), kwamen Rizal (die toen 16 jaar oud was) en een vriend, Mariano Katigbak, op bezoek bij de grootmoeder van moederskant van Rizal in Tondo, Manilla.
Mariano bracht zijn zus Segunda Katigbak mee, een 14-jarige Batangueña uit Lipa, Batangas.
Het was de eerste keer dat ze elkaar ontmoetten en Rizal beschreef Segunda als "vrij kort, met ogen die soms welsprekend en vurig waren en loom bij andere, met roze wangen, met een betoverende en provocerende glimlach die heel mooie tanden onthulde, en de uitstraling van een sylph; haar hele zelf verspreidde een mysterieuze charme."
De gasten van zijn grootmoeder waren voornamelijk studenten en ze wisten dat Rizal bedreven was in schilderen. Ze stelden voor dat Rizal een portret van Segunda zou maken.
Hij gehoorzaamde met tegenzin en maakte een potloodschets van haar. Helaas voor Rizal, die haar als zijn eerste liefde had genoemd in zijn memoires Memorias de un Estudiante de Manila, was Katigbak al verloofd met Manuel Luz. Visitekaartje waarop te zien is dat Dr. José Rizal oogarts is in Hong Kong Van december 1891 tot juni 1892 woonde Rizal met zijn gezin op nummer 2 van Rednaxela Terrace, Mid-levels, Hong Kong Island.
Rizal gebruikte 5 D'Aguilar Street, Central district,
Hong Kong Island,
als zijn oogkliniek van 14.00 tot 18.00 uur.
Deze periode van zijn leven omvatte zijn geregistreerde aandoeningen waarvan er negen werden geïdentificeerd. Het waren Gertrude Beckett
van Chalcot Crescent,
Primrose Hill,
Camden,
Londen,
de rijke en hoogstaande Nelly Boustead van de Engelse en Iberische koopmansfamilie, de laatste afstammeling van een adellijke Japanse familie Seiko Usui
(liefkozend O-Sei-san genoemd),
zijn eerdere vriendschap met Segunda Katigbak,
Leonor Valenzuela, en een achtjarige romantische relatie met een verre neef,
Leonor Rivera (in de volksmond beschouwd als de inspiratie voor het personage van María Clara in Noli Me Tángere).

Affaire
In een opgetekend verslag over Rizals bezoek aan Praag in 1887, schreef Maximo Viola dat Rizal bezweek voor de verleiding van een 'dame van de camelia's'.
Viola, een vriend van Rizal en een vroege financier van Noli Me Tángere, zinspeelde op Dumas' roman uit 1848, La dame aux camelias, over een man die verliefd werd op een courtisane.
Terwijl de affaire op de tocht stond, waren er geen verdere details in de brief van Viola over de duur en de aard van de affaire.
Associatie met Leonor Rivera
Zie ook: Leonor Rivera
Een krijtportret van Leonor Rivera door José Rizal
Leonor Rivera wordt beschouwd als de inspiratie voor het personage van María Clara in Noli Me Tángere en
El Filibusterismo.
Rivera en Rizal ontmoetten elkaar voor het eerst in Manilla toen Rivera nog maar 14 jaar oud was.
Toen Rizal op 3 mei 1882 naar Europa vertrok, was Rivera 16 jaar oud.
Hun correspondentie begon toen Rizal een gedicht achterliet voor Rivera die afscheid nam.
De correspondentie tussen Rivera en Rizal hield hem gefocust op zijn studie in Europa.
Ze gebruikten codes in hun brieven omdat Rivera's moeder Rizal niet goedkeurde.
Een brief van Mariano Katigbak van 27 juni 1884
verwees naar Rivera als Rizal's "verloofde".
Katigbak beschreef Rivera als zwaar getroffen door het vertrek van Rizal, vaak ziek vanwege slapeloosheid.
Toen Rizal op 5 augustus 1887 terugkeerde naar de Filippijnen, waren Rivera en haar familie terug verhuisd naar Dagupan, Pangasinan.
Rizal werd door zijn vader Francisco Mercado verboden om Rivera te zien om te voorkomen dat hij de familie Rivera in gevaar zou brengen, omdat Rizal destijds al door de criollo-elite werd bestempeld als een filibustero of subversief vanwege zijn roman Noli Me Tángere.
Rizal wilde wel met Rivera trouwen toen hij nog in de Filippijnen was vanwege Rivera’s haar geklaag over trouw.
Rizal vroeg nog een keer toestemming aan zijn vader voor zijn tweede vertrek uit de Filippijnen. De ontmoeting heeft nooit plaatsgevonden.
In 1888 ontving Rizal een jaar geen brieven van Rivera, hoewel Rizal brieven naar Rivera bleef sturen.
De reden voor Rivera's jaar van stilte was de samenspanning tussen Rivera's moeder en de Engelsman Henry Kipping, een spoorwegingenieur die verliefd werd op Rivera en werd begunstigd door Rivera's moeder.
Het nieuws van Leonor Rivera's huwelijk met Kipping verwoestte Rizal.
Zijn Europese vrienden bewaarde bijna alles wat hij ze gaf, inclusief krabbels op stukjes papier. In het huis van een Spaanse liberaal, Pedro Ortiga y Pérez, liet hij een indruk achter die zijn dochter Consuelo niet zou vergeten.
In haar dagboek schreef ze over een dag die Rizal daar doorbracht en trakteerde ze hen op zijn humor, sociale vaardigheden en goocheltrucs.
In Londen, tijdens zijn onderzoek naar de geschriften van Antonio de Morga, werd hij een vaste gast in het huis van Reinhold Rost van het British Museum, die hem 'een juweel van een man' noemde.
De familie van Karl Ullmer, pastoor van Wilhelmsfeld, en de Blumentritts bewaarde zelfs knoopsgaten en servetten met schetsen en notities.
Ze werden uiteindelijk nagelaten aan de familie Rizal om een schat aan memorabilia te vormen.
Josephine Bracken was de vrouw van Rizal met wie hij naar verluidt kort voor zijn executie trouwde.
Relatie met Josephine Bracken
Nadere informatie: Josephine Bracken
In februari 1895 ontmoette Rizal, 33, Josephine Bracken, een Ierse vrouw uit Hong Kong, toen ze haar blinde adoptievader,
George Taufer, vergezelde om zijn ogen te laten controleren door Rizal.
Na frequente bezoeken werden Rizal en Bracken verliefd op elkaar. Ze vroegen om te trouwen, maar vanwege de reputatie van Rizal vanwege zijn geschriften en politieke houding, zou de plaatselijke priester, pater Obach, de ceremonie alleen houden als Rizal toestemming kon krijgen van de bisschop van Cebu.
Hij was niet in staat om een kerkelijk huwelijk te sluiten, omdat hij niet zou terugkeren naar het katholicisme.
Nadat ze haar vader naar Manilla had vergezeld bij haar terugkeer naar Hong Kong, en voordat ze terugkeerde naar Dapitan om bij Rizal te gaan wonen, stelde Josephine zichzelf voor aan leden van Rizal's familie in Manilla.
Zijn moeder stelde een burgerlijk huwelijk voor, dat volgens haar een geringer sacrament was, maar minder zondig voor Rizals geweten dan enige vorm van politieke intrekking om toestemming van de bisschop te krijgen.
Rizal en Josephine leefden als man en vrouw in een burgerlijk huwelijk in Talisay in Dapitan.
Het echtpaar had een zoon die maar een paar uur leefde; Rizal noemde hem naar zijn vader Francisco.
In Brussel en Spanje (1890-1892)
In 1890 verliet Rizal, 29, Parijs naar Brussel terwijl hij zich voorbereidde op de publicatie van zijn aantekeningen van Antonio de Morga's Sucesos de las Islas Filipinas.
Hij woonde in het pension van de twee Jacoby-zussen, Catherina en Suzanna, die een nichtje Suzanna ("Thil") hadden, 16 jaar oud.
Historicus Gregorio F. Zaide stelt dat Rizal "zijn romance had met Suzanne Jacoby, de kleine nicht van zijn hospita."
De Belgische Pros Slachmuylders geloofde echter dat Rizal een romance had met het 17-jarige nichtje Suzanna Thil, aangezien zijn andere contacten allemaal waren met jonge vrouwen.
Hij vond documenten die hun namen en leeftijden verduidelijkten.
Rizal's verblijf in Brussel was van korte duur; hij verhuisde naar Madrid en gaf de jonge Suzanna een doos chocolaatjes.
Ze schreef hem in het Frans:
"Na je vertrek heb ik de chocolade niet genomen.
De doos is nog intact zoals op de dag van je afscheid. Wacht niet te lang met schrijven, want ik verslijt de zolen van mijn schoenen voor naar de brievenbus rennen om te zien of er een brief van je is.
Er zal nooit een huis zijn waar je zo geliefd bent als in Brussel, dus jij kleine stoute jongen, schiet op en kom terug..."
In 2007 zorgde de groep van Slachmuylders ervoor dat er een historisch monument ter ere van Rizal bij het huis werd geplaatst. Hij publiceerde Dimanche des Rameaux (Palmzondag), een sociaal-politiek essay, in Berlijn op 30 november 1886.
Hij besprak de betekenis van Palmzondag in sociaal-politieke termen: "Deze intocht [van Jezus in Jeruzalem] bepaalde het lot van de jaloerse priesters, de Farizeeën, van al degenen die geloofden dat ze de enigen waren die het recht hadden om in de naam van God, van degenen die de waarheden die door anderen zijn gezegd niet willen toegeven omdat ze niet door hen zijn gezegd.
Die triomf, die hosanna's, al die bloemen, die olijftakken, waren niet alleen voor Jezus; het waren de liederen van de overwinning van de nieuwe wet, zij waren de lofzangen ter ere van de waardigheid van de mens, de vrijheid van de mens, de eerste dodelijke slag gericht tegen despotisme en slavernij".
Kort na de publicatie werd Rizal gedagvaard door de Duitse politie die hem ervan verdacht een Franse spion te zijn.
De inhoud van Rizal's geschriften veranderde aanzienlijk in zijn twee beroemdste romans, Noli Me Tangere, gepubliceerd in Berlijn in 1887,
en El Filibusterismo, gepubliceerd in Gent in 1891.
Voor dat laatste gebruikte hij geld dat hij van zijn vrienden had geleend. Deze geschriften maakten zowel de Spaanse koloniale elite als veel opgeleide Filippino's boos vanwege hun symboliek.
Ze zijn kritisch over Spaanse broeders en de macht van de kerk. Rizal's vriend Ferdinand Blumentritt, een in Oostenrijk-Hongarije geboren professor en historicus, schreef dat de personages van de roman uit het echte leven zijn getrokken en dat elke aflevering op elke dag in de Filippijnen kan worden herhaald.
Blumentritt was de kleinzoon van de keizerlijke penningmeester in Wenen in het voormalige Oostenrijks-Hongaarse rijk en een fervent verdediger van het katholieke geloof.
Dit weerhield hem er niet van het voorwoord van
El filibusterismo te schrijven nadat hij Noli Me Tángere in het Duits had vertaald.
Zoals Blumentritt had gewaarschuwd, leidden deze boeken ertoe dat Rizal werd vervolgd als aanstichter van revolutie.
Hij werd uiteindelijk berecht door het leger, veroordeeld en geëxecuteerd.
De inboorlingen leren waar ze stonden, veroorzaakte een negatieve reactie, aangezien de Filippijnse revolutie van 1896 daarna krachtig van start ging.
Leiders van de hervormingsbeweging in Spanje. Van links naar rechts: Rizal, del Pilar en Ponce (ca. 1890).
Als leider van de hervormingsbeweging van Filippijnse studenten in Spanje, droeg Rizal essays, allegorieën, gedichten en hoofdartikelen bij aan de Spaanse krant La Solidaridad in Barcelona (in dit geval gebruikte Rizal een pseudoniem, "Dimasalang", "Laong Laan" en " Mei Pagasa").
De kern van zijn geschriften draait om liberale en progressieve ideeën over individuele rechten en vrijheid; in het bijzonder rechten voor het Filippijnse volk.
Hij deelde dezelfde gevoelens met leden van de beweging: dat de Filippijnen strijden, in Rizals eigen woorden, "een dubbelhartige Goliath" - corrupte broeders en slechte regering. Zijn commentaren herhalen de volgende agenda: dat de Filippijnen een provincie van Spanje worden (De Filippijnen was een provincie van Nieuw-Spanje - nu Mexico, bestuurd vanuit Mexico-stad van 1565 tot 1821. Van 1821 tot 1898 werd het rechtstreeks vanuit Spanje bestuurd.)
Vertegenwoordiging in de Cortes
Filippijnse priesters in plaats van Spaanse broeders - augustijnen, dominicanen en franciscanen - in parochies en afgelegen sitios. vrijheid van vergadering en meningsuiting. Gelijke rechten voor de wet (voor zowel Filippijnse als Spaanse eisers)
De koloniale autoriteiten in de Filippijnen waren geen voorstander van deze hervormingen. Spaanse intellectuelen als Morayta, Unamuno, Pi y Margall en anderen onderschreven hen. Wenceslao Retana, een politiek commentator in Spanje, had Rizal gekleineerd door een beledigend artikel te schrijven in La Epoca, een krant in Madrid.
Hij suggereerde dat de familie en vrienden van Rizal van hun land in Calamba waren verdreven omdat ze hun verschuldigde huur niet hadden betaald.
Het incident (toen Rizal tien was) vloeide voort uit een beschuldiging dat Rizal's moeder, Teodora, probeerde de vrouw van een neef te vergiftigen, maar ze zei dat ze probeerde te helpen. Met goedkeuring van de prelaten van de kerk, en zonder verhoor, werd ze in 1871 veroordeeld tot de gevangenis in Santa Cruz. Ze moest de zestien kilometer van Calamba lopen. Ze werd vrijgelaten na twee en een half jaar van beroep bij de hoogste rechtbank.
In 1887 schreef Rizal een petitie namens de huurders van Calamba, en later dat jaar bracht hij hen ertoe zich uit te spreken tegen de pogingen van de broeders om de huur te verhogen. Ze begonnen een rechtszaak die ertoe leidde dat de Dominicanen hen uit hun huizen verdreven, inclusief de familie Rizal.
Generaal Valeriano Weyler liet de gebouwen op de boerderij afbreken. Na het lezen van het artikel stuurde Rizal een vertegenwoordiger om Retana uit te dagen tot een duel. Retana publiceerde een openbare verontschuldiging en werd later een van Rizal's grootste bewonderaars, het schrijven van Rizal's belangrijkste biografie, Vida y Escritos del José Rizal.
De terugkeer naar de Filippijnen (1892-1896)
Ballingschap in Dapitan Buste van Padre Guerrico in klei, door Rizal. Rizal's potloodschets van Blumentritt bij zijn terugkeer naar Manilla in 1892, vormde hij een burgerbeweging genaamd La Liga Filipina. De bond pleitte voor deze gematigde sociale hervormingen met legale middelen, maar werd ontbonden door de gouverneur. Op dat moment was hij al door de Spaanse autoriteiten uitgeroepen tot staatsvijand vanwege de publicatie van zijn roman.
Rizal was betrokken bij de activiteiten van de ontluikende opstand en werd in juli 1892 gedeporteerd naar Dapitan in de provincie Zamboanga, een schiereiland van Mindanao.
Daar bouwde hij een school, een ziekenhuis en een watervoorzieningssysteem, en gaf hij les in land- en tuinbouw.
Abaca, destijds de essentiële grondstof voor touwwerk en dat Rizal en zijn studenten in duizenden hebben geplant, was een gedenkteken.
Ongebruikelijke optie toen) werd bedacht door Rizal en ging vooraf aan Gordonstoun met als doel om vindingrijkheid en zelfredzaamheid bij jonge mannen in te prenten.
Ze zouden later een succesvol leven leiden als boeren en eerlijke regeringsfunctionarissen. Eén, een moslim, werd een datu, en een ander, José Aseniero, die de hele schooltijd bij Rizal was, werd gouverneur van Zamboanga.
In Dapitan deden de jezuïeten veel moeite om zijn terugkeer naar de kudde te verzekeren die werd geleid door Fray Francisco de Paula Sánchez, zijn voormalige professor, die in zijn missie faalde.
De taak werd hervat door Fray Pastells, een vooraanstaand lid van de Orde. In een brief aan Pastells vaart Rizal dicht bij het deïsme dat ons vandaag de dag bekend is.
We zijn het volledig eens in het erkennen van het bestaan van God. Hoe kan ik aan de Zijne twijfelen als ik overtuigd ben van de mijne. Wie het gevolg zo herkent, herkent de oorzaak. Twijfelen aan God is twijfelen aan het eigen geweten, en bijgevolg zou het aan alles twijfelen; en waar is het leven dan voor? Welnu, mijn geloof in God, als het resultaat van een redenering geloof genoemd mag worden, is blind, blind in de zin van niets weten.
Ik geloof noch ongeloof de eigenschappen die velen Hem toeschrijven; voor de definities en verzinsels van theologen en filosofen van dit onuitsprekelijke en ondoorgrondelijke wezen merk ik dat ik glimlach. Geconfronteerd met de overtuiging mezelf geconfronteerd te zien met het allerhoogste probleem, dat verwarde stemmen mij proberen uit te leggen, kan ik niet anders dan antwoorden: 'Het zou kunnen'; maar de God die ik van tevoren ken, is veel grootser, veel beter: Plus Supra!... Ik geloof in (openbaring); maar niet in openbaring of openbaringen die elke religie of religies beweren te bezitten. Door ze onpartijdig te onderzoeken, ze te vergelijken en te onderzoeken, ontkom je er niet aan om de menselijke 'vingernagel' en het stempel van de tijd waarin ze zijn geschreven te onderscheiden...
Nee, laten we God niet naar ons beeld maken, arm bewonen mieren dat we van een verre planeet zijn, verloren in de oneindige ruimte. Hoe briljant en subliem onze intelligentie ook mag zijn, het is nauwelijks meer dan een kleine vonk die schijnt en in een oogwenk wordt gedoofd, en het alleen kan ons geen idee geven van die gloed, die vuurzee, die oceaan van licht.
Ik geloof in openbaring, maar in die levende openbaring die ons aan alle kanten omringt, in die stem, machtig, eeuwig, onophoudelijk, onvergankelijk, duidelijk, duidelijk, universeel als het wezen is van wie het voortkomt, in die openbaring die tot ons spreekt en dringt ons binnen vanaf het moment dat we worden geboren tot we sterven. Welke boeken kunnen ons de goedheid van God, Zijn liefde, Zijn voorzienigheid, Zijn eeuwigheid,
Zijn heerlijkheid, Zijn wijsheid beter openbaren?
‘De hemel verkondigen de heerlijkheid van God, en het uitspansel toont zijn handwerk.
Zijn beste vriend, professor Ferdinand Blumentritt, hield hem in contact met Europese vrienden en collega-wetenschappers die een stroom brieven schreven die in het Nederlands, Frans, Duits en Engels arriveerden en die de censoren verbijsterden, waardoor hun verzending werd vertraagd.
Die vier jaar van zijn ballingschap vielen samen met de ontwikkeling van de Filippijnse revolutie vanaf het begin en tot de uiteindelijke uitbraak, wat, vanuit het gezichtspunt van de rechtbank die hem zou berechten, op zijn medeplichtigheid deed vermoeden.
Hij veroordeelde de opstand, hoewel alle leden van de Katipunan hem tot erevoorzitter hadden benoemd en zijn naam hadden gebruikt als een roep om oorlog, eenheid en vrijheid.
Hij staat erom bekend dat hij het besluit neemt om persoonlijke offers te brengen in plaats van de komende revolutie, in de overtuiging dat een vreedzaam standpunt de beste manier is om verder lijden in het land en het verlies van Filippijnse levens te voorkomen.
In Rizal's eigen woorden: "Ik beschouw mezelf gelukkig dat ik een beetje kan lijden voor een zaak die naar mijn mening heilig is [...]. Verder geloof ik dat hoe meer men ervoor lijdt, hoe zekerder het is succes. Als dit fanatisme is, moge God me dan vergeven, maar mijn slechte beoordelingsvermogen ziet het niet als zodanig."
In Dapitan schreef Rizal "Haec Est Sibylla Cumana", een gezelschapsspel voor zijn leerlingen, met vragen en antwoorden waarvoor een houten blad werd gebruikt. In 2004 traceerde Jean Paul Verstraeten dit boek en het houten blad, evenals Rizals persoonlijke horloge, lepel en zouter.
Arrestatie en proces
In 1896 was de opstand die werd aangewakkerd door de Katipunan, een militant geheim genootschap, een complete revolutie geworden, die een landelijke opstand bleek te zijn.
Rizal had eerder vrijwillig zijn diensten aangeboden als arts in Cuba en kreeg verlof van gouverneur-generaal Ramón Blanco om in Cuba te dienen om slachtoffers van gele koorts te helpen. Rizal en Josephine verlieten Dapitan op 1 augustus 1896 met een aanbevelingsbrief van Blanco. Rizal werd gearresteerd op weg naar Cuba via Spanje en werd op 6 oktober 1896 in Barcelona opgesloten.
Hij werd dezelfde dag teruggestuurd naar Manilla om terecht te staan, omdat hij betrokken was bij de revolutie door zijn samenwerking met leden van de Katipunan. Gedurende de hele passage was hij ontketend, geen enkele Spanjaard legde een hand op hem, en had veel mogelijkheden om te ontsnappen, maar weigerde dit te doen.
Terwijl hij gevangen zat in Fort Santiago, vaardigde hij een manifest uit waarin hij de huidige revolutie in zijn huidige staat verwierp en verklaarde dat de opvoeding van Filippino's en het bereiken van een nationale identiteit voorwaarden waren voor vrijheid.
Rizal werd berecht voor een krijgsraad wegens rebellie, opruiing en samenzwering, en werd op alle drie de aanklachten veroordeeld en ter dood veroordeeld. Blanco, die sympathie had voor Rizal, was gedwongen zijn ambt neer te leggen. De broeders, onder leiding van de toenmalige aartsbisschop van Manilla, Bernardino Nozaleda, hadden Camilo de Polavieja 'geïntercaleerd' in zijn plaats als de nieuwe Spaanse gouverneur-generaal van de Filippijnen, nadat ze koningin-regentes Maria Cristina van Spanje onder druk hadden gezet, waardoor het lot van Rizal werd bezegeld.
Executie
Een fotografisch verslag van de executie van Rizal in wat toen Bagumbayan was. Momenten voor zijn executie op 30 december 1896 door een groep Filippijnse soldaten van het Spaanse leger, stond een reservemacht van reguliere Spaanse legertroepen klaar om de beulen neer te schieten als ze niet zouden gehoorzamen bestellingen.
De generaal-chirurg van het Spaanse leger verzocht om zijn polsslag te nemen: het was normaal.
De sergeant die het bevel voerde over de reservemacht bracht zijn mannen tot zwijgen toen ze "viva's" begonnen te maken met de zeer partijdige menigte van de Spanjaarden van het schiereiland en van de Mestizo.
Zijn laatste woorden waren die van Jezus Christus: "consummatum est" - "het is volbracht".
Hij werd in het geheim begraven op de Pacò-begraafplaats in Manilla zonder identificatie op zijn graf.
Zijn zus Narcisa toerde langs alle mogelijke graven en vond vers omgeslagen aarde op de begraafplaats met bewakers bij de poort.
Ervan uitgaande dat dit de meest waarschijnlijke plek zou zijn, omdat er nooit grondbegravingen zijn geweest,
deed ze een geschenk aan de conciërge
om de plaats "RPJ" te markeren, de initialen van Rizal in omgekeerde volgorde.
Zijn ongedateerde gedicht Mi último adiós, vermoedelijk een paar dagen voor zijn executie geschreven, werd verborgen in een alcoholkachel, die later aan zijn familie werd overhandigd met zijn weinige overgebleven bezittingen, waaronder de laatste brieven en zijn laatste legaten.
Tijdens hun bezoek herinnerde Rizal zijn zusters in het Engels eraan: "Er zit iets in", verwijzend naar het alcoholfornuis van de Pardo de Taveras dat na zijn executie zou worden teruggegeven, en benadrukte daarmee het belang van het gedicht.
Deze instructie werd gevolgd door een andere, "Kijk in mijn schoenen", waarin een ander item werd afgescheiden. Opgraving van zijn stoffelijk overschot in augustus 1898, onder Amerikaans bewind, onthulde dat hij ontdaan was, zijn begrafenis niet op geheiligde grond had plaatsgevonden die aan de 'bekende' gelovigen was toegekend, en wat in zijn schoenen stond was uiteengevallen.
Hij is nu begraven in het Rizal Monument in Manilla.
In zijn brief aan zijn familie schreef hij:
"Behandel onze bejaarde ouders zoals je zelf behandeld zou willen worden... Houd veel van ze ter nagedachtenis aan mij... 30 december 1896."
Hij gaf zijn familie instructies voor zijn begrafenis:
"Begraaf me in de grond. Plaats een steen en een kruis erover. Mijn naam, de datum van mijn geboorte en van mijn dood. Niets meer. Als u later mijn graf wilt omringen met een hek, je kunt het. Geen jubilea."
In zijn laatste brief, aan Blumentritt
– Morgen om 7 uur word ik neergeschoten; maar ik ben onschuldig aan de misdaad van rebellie. Ik ga met een gerust geweten sterven.
Rizal wordt beschouwd als de eerste Filippijnse revolutionair wiens dood volledig wordt toegeschreven aan zijn werk als schrijver; en door onenigheid en burgerlijke ongehoorzaamheid stelde hij hem in staat om met succes het morele primaat van Spanje om te regeren te vernietigen.
Ook liet hij een door hem persoonlijk gebonden boek in Dapitan na aan zijn 'beste en liefste vriend'.
Toen Blumentritt het in zijn geboorteplaats Litoměřice (Leitmeritz) ontving, stortte hij in en huilde.
De executie van Rizal, evenals die van andere politieke dissidenten (meestal anarchisten) in Barcelona, werd uiteindelijk ingeroepen door Michele Angiolillo, een Italiaanse anarchist, toen hij de Spaanse premier Antonio Canovas del Castillo vermoordde.
Werken en geschriften
Rizal schreef meestal in het Spaans, de lingua franca van Spaans-Indië, hoewel sommige van zijn brieven (bijvoorbeeld Sa Mga Kababaihang Taga Malolos) in het Tagalog waren geschreven.
Zijn werken zijn sindsdien vertaald in een aantal talen, waaronder het Tagalog en het Engels.
Romans en essays
"El amor patrio", 1882 essay
"Toast aan Juan Luna en Felix Hidalgo",
1884 toespraak gehouden in Restaurante Ingles,
Madrid "Noli Me Tángere", 1887 roman
(letterlijk Latijn voor 'raak me niet', van John 20:17
Alin Mang Lahi ("Whate'er the Race"),
een Kundiman toegeschreven aan Dr. José Rizal "Sa Mga Kababaihang Taga-Malolos"
(Aan de jonge vrouwen van Malolos), 1889 brief
Annotaties bij Antonio de Morga's Sucesos de las Islas Filipinas, 1889 "Filipinas dentro de cien años" (De Filippijnen een eeuw dus), 1889-1890 essay
"Sobre la indolencia de los filipinos"
(De traagheid van Filippino's), 1890 essay "Como se gobiernan las Filipinas" (Beheer van de Filippijnse eilanden), 1890 essay
El filibusterismo, roman uit 1891; vervolg op Noli Me Tangere
Una visita del Señor a Filipinas, ook bekend als Friars and Filipinos, 14 pagina's onvoltooide roman geschreven in 1889
Memorias de un Gallo, 2-pagina onvoltooide satire
Makamisa, onvoltooide roman in het Tagalog geschreven in 1892.
De triomf van de wetenschap over de dood, door Rizal
Poëzie "Felicitación" (1874)
"El embarque" (De inscheping, 1875)
"Por la educación recibe lustre la patria" (1876)
"Un recuerdo á mi pueblo" (1876)
"Al niño Jezus" (c. 1876)
"A la juventud filipina" (aan de Filippijnse jeugd, 1879)
"¡Me piden versos!" (1882)
"Canto de María Clara" (van Noli Me Tangere, 1887)
"Himno al trabajo" (Dalit sa Paggawa, 1888)
"Kundiman" (omstreden, 1889)
- ook toegeschreven aan Pedro Paterno
"A mi musa" (To My Muse, 1890)
"El canto del viajero" (1892-1896)
"Mi retiro" (1895)
"Mi último adiós" (1896)
"Mi primera inspiracion" (omstreden) - ook toegeschreven aan Antonio Lopez, Rizal’s neef
Toneelstukken
El Consejo de los Dioses (De Raad van Goden)
Junto al Pasig (langs de Pasig): 381
San Euistaquio, Mártyr (Saint Eustache, de martelaar)
andere werken
Rizal probeerde ook zijn hand op de schilderkunst en beeldhouwkunst.
Zijn beroemdste sculpturale werk was
"The Triumph of Science over Death", een kleisculptuur van een naakte jonge vrouw met overvol haar, staande op een schedel terwijl ze een fakkel omhoog houdt.
De vrouw symboliseerde de onwetendheid van de mensheid tijdens de middeleeuwen, terwijl de fakkel die ze droeg de verlichting symboliseerde die de wetenschap over de hele wereld brengt.
Hij stuurde het beeld als een geschenk naar zijn dierbare vriend Ferdinand Blumentritt, samen met een ander genaamd "The Triumph of Death over Life".
De vrouw wordt afgebeeld terwijl ze de schedel vertrapt, een symbool van de dood, om de overwinning aan te duiden die de mensheid heeft behaald door de vloek van de dood te overwinnen door hun wetenschappelijke vooruitgang. Het originele beeldhouwwerk wordt nu tentoongesteld in het Rizal Shrine Museum in Fort Santiago in Intramuros, Manilla.
Een grote replica, gemaakt van beton, staat voor de Fernando Calderón Hall, het gebouw waarin het College of Medicine van de University of the Philippines Manilla is gehuisvest langs de Pedro Gil Street in Ermita, Manilla.
Rizal staat ook bekend als een beeldhouwer en beeldhouwer die werken maakte van klei, gips van Parijs en baticuling hout, waarbij het laatste zijn favoriete medium was.
Toen hij in ballingschap was in Dapitan, diende hij als mentor voor drie Paete-inboorlingen, waaronder José Caancan, die op zijn beurt drie generaties beeldhouwers in zijn geboortestad onderwees.